Orgaandonatie

Een boeddhistisch perspectief

Orgaandonatie

In het boek van Sebo Ebbens ‘Op de golven van geboorte en dood‘ is in deel 1 de theorie van de Tibetaans boeddhistische visie op leven en sterven besproken. In deel 2 zijn diverse beoefeningen aan deze theorie gekoppeld. In de verschillende beoefeningen wordt er regelmatig naar de theorie hoofdstukken verwezen.

De onderstaande tekst is een aanvulling op de verschillende beoefeningen in het boek. De tekst betreft een boeddhistische visie op orgaandonatie. Dé visie bestaat niet; er wordt gesproken over een visie. De reden is dat lang niet alle boeddhisten hetzelfde over dit onderwerp denken. Daarom hieronder eerst een Tibetaans boeddhistisch perspectief op orgaandonatie met argumenten (1). Daarna wordt gekeken naar  wat de regels, wetten, afspraken zijn bij orgaandonatie in de Nederlandse situatie (2). Bij 3. wordt beschreven of en hoe de verschillende perspectieven met elkaar te verbinden zijn. Tot slot volgen wat bronnen en verwijzingen (4)

 

1. Een boeddhistisch perspectief op orgaandonatie

In het boeddhisme wordt de klemtoon voortdurend gelegd op mededogen voor anderen. Begrippen als vrijgevigheid en mededogen worden in vrijwel alle boeddhistische teksten zeer benadrukt. Orgaandonatie als uiting van mededogen voor anderen wordt om deze reden nergens afgekeurd. Maar om als Nederlander of Nederlandse tot orgaandonatie te besluiten vanuit een (Tibetaans) boeddhistisch perspectief moeten we iets meer weten.

De traditionele Tibetaans boeddhistische visie is dat we het lichaam na de laatste adem gedurende 1-3 dagen zo veel mogelijk met rust te laten. De reden daarvoor is dat onze geest meestal zo’n 1-3 dagen na de laatste adem nodig heeft om het lichaam te verlaten. De Tibetaans boeddhistische visie gaat er van uit dat we pas zijn overleden als de geest het lichaam heeft verlaten. Dat is dus 1-3 dagen later dan in de Westerse opvatting. Daar geldt dat we zijn overleden na het uitblazen van de laatste adem. Elke verstoring van het lichaam in die 1-3 dagen wordt in het Tibetaans boeddhisme daarom als ongewenst gezien. Een verstoring van het lichaam – de operatie van orgaandonatie is een verstoring – betekent dat het proces van de geest die het lichaam verlaat, verstoord wordt. Daarnaast is het mogelijk dat, als we het lichaam niet op de juiste manier aanraken, de geest het lichaam op niet gewenste plekken verlaat. Vanuit alleen dit standpunt bekeken heeft orgaandonatie een ongewenste invloed op de reis van de geest door de bardos na het sterven. vanuit alleen dit standpunt is orgaandonatie minder geschikt omdat orgaandonatie binnen 24 uur na de laatste adem zal plaatsvinden. Zie even verderop voor redenen om het wel te doen.

Aan het laten rusten van het. lichaam gedurende een aantal dagen zitten naast de nadelen voor orgaandonatie, voordelen voor de nabestaanden. Zo geeft het hen de mogelijkheid om een aantal dagen in de aanwezigheid van de overledene te verblijven. Ze kunnen om het lichaam zitten en beseffen dat hun geliefde is overleden. Ook is er in de Tibetaans boeddhistische visie gedurende die eerste dagen en tot 7 weken daarna veel te doen. In die dagen is het mogelijk voor de achterblijvers om bijvoorbeeld de beoefeningen van tonglen, essentiële phowa en Amitabha in te zetten. Ook kunnen zij die delen van het Tibetaanse dodenboek uit hoofdstuk 11 voorlezen die over de eerste dagen na het uitblazen van de laatste adem gaan. daarbij zorgen we voor een rustige omgeving. Dat betekent bijvoorbeeld dat als het verdriet bij één van de achterblijvers te groot wordt, deze tijdelijk de ruimte verlaat en weer terugkomt als de tranen wat gedroogd zijn.  Op deze manier creëren we een rustige omgeving en helpen we de geest van de overledene het lichaam op de juiste manier te verlaten. Als de geest het lichaam eenmaal verlaten heeft is er geen enkele reden meer om het lichaam niet ter beschikking te stellen van bijvoorbeeld de wetenschap. Maar voor orgaandonatie is het dan vaak te laat. 

Er zijn ook argumenten die direct voor orgaandonatie pleiten. het doneren van onze organen wordt in het boeddhisme namelijk gezien als een daad van vrijgevigheid, als uiting van mededogen. Dat maakt de persoon zachter en aardiger tijdens de reis door de bardos na het sterven. De handeling van mededogen kan de persoon ook direct zelf helpen. Door gericht te zijn op anderen door de vrijgevigheid vanuit mededogen, is de stervende minder gericht op het eigen lijden en de eigen angst, die zo vaak bij het sterven de boventoon voert. Dat is ook de boodschap van de Boeddha voor het lopen van ons pad. Laten we onszelf helpen om minder te lijden en laten we anderen helpen datzelfde te realiseren. Die boodschap is een boodschap van mededogen. 

Binnen de visie van het Tibetaans boeddhisme en de discussie over mededogen voor anderen, moeten de betrokkenen een balans vinden. Zie verderop onderdeel 3. 

Wensen van de familie
Er is natuurlijk nog een belangrijke factor bij orgaandonatie en dat zijn de wensen van de geliefden en andere familieleden. Sterven en dood zijn, net zoals het leven, niet alleen een individuele maar ook een sociale gebeurtenis. Ook de wensen van de geliefden en de familie kunnen daarom een rol spelen. Als er helderheid is over de orgaandonatie kunnen zij mee helpen om die wens te laten uitkomen. die helderheid kan er zijn als de overledene voor het sterven daar heldere uitspraken over heeft gedaan. Zie ook wensen vooraf het levenseinde op deze website.
Als er geen helderheid is kan de ervaring van orgaandonatie tot een lastige situatie leiden als de familie het niet met elkaar eens is. Om die reden is het belangrijk te realiseren dat in de boeddhistische opvatting het essentieel is om de sfeer tijdens het sterven, na de laatste adem en 7 weken daarna goed te houden. Ook dat wordt gezien als een handeling van mededogen. Als de sfeer goed is kan de geest van de overledene tijdens en na het sterven de goede besluiten nemen. 

 

2. De Nederlandse situatie bij orgaandonatie

Hier links het beeld in Naarden van het nationaal donor monument (uit 2011).
De nieuwe wet voor orgaandonatie die in de zomer van 2020 ingaat veronderstelt dat, als we niet aangeven wat we willen betreffende orgaandonatie, we automatisch een ‘geen bezwaar’ aangeven wat betreft het doneren van onze organen. De wet verandert ‘nee, tenzij …’ in ‘ja, tenzij …’. Wel kan de familie nog invloed uitoefenen.

Orgaandonatie mag plaats vinden als er bij iemand de hersendood is vastgesteld òf het overlijden door stilstand van de bloedsomloop. Dat moment is het officiële tijdstip waarop iemand overleden verklaard wordt. Voor het vaststellen van het overlijden zijn protocollen beschikbaar zodat er zekerheid is:

  • Als de arts vermoedt dat de donor hersendood is, komt er een onderzoek om dat vast te stellen. Dit heet het hersendoodprotocol.
  • Als het niet is vast te stellen dat de donor hersendood is, dan volgt de arts een procedure voor het vaststellen van overlijden door het stilvallen van de bloedsomloop. Ook daar is een procedure voor (DCD: Donation after Circulatory Death).

Het moment van overlijden is daarmee anders dan in de boeddhistische visie.

De behandelend arts onderzoekt na de vaststelling van het overlijden of er een codicil is en vraagt vervolgens toestemming aan de familie. Op dit moment is het zo dat er, om donor te kunnen zijn, een codicil beschikbaar moet zijn. Echter, ook als er een codicil beschikbaar is wordt er nog vaak met de familie overlegd. Na toestemming is het noodzakelijk binnen 3 uur te opereren of het lichaam te koelen in verband met de conditie van de organen. De operatie zal meestal binnen 12 tot 24 uur plaats vinden. Dit hangt samen met alle onderzoeken en de toewijzing van de organen aan mogelijke ontvangers. De operatie zelf duurt meestal zo’n drie tot vijf uur. Tot aan de operatie kunnen we als nabestaanden bij de overledene blijven. Tijdens de operatie mogen we in het ziekenhuis blijven wachten. Wanneer we besluiten naar huis te gaan, is de afspraak dat we na de operatie gebeld worden.

Als er toestemming is voor de orgaandonatie en de operatie kan plaatsvinden, dan meldt de arts deze persoon als donor bij de NTS, de Nederlandse Transplantatie Stichting, om te kijken of er een mogelijke donor beschikbaar is.

De donatie procedure zal in de meeste gevallen niet langer dan 24 uur duren. De familie kan kiezen voor opbaren in een rouwcentrum of thuis. Ook het balsemen van het lichaam is nog mogelijk na donatie. Wassen van de donor is na donatie van huid niet meer mogelijk.

3. Overwegingen voor een besluit

Zoals altijd zijn er op basis van deze zeer verschillende overwegingen geen eenduidige antwoorden te vinden op de vraag om wel of geen orgaandonatie toe te staan vanuit boeddhistisch perspectief. Een besluit is daarmee een persoonlijk besluit.

Twee overwegingen lijken een belangrijke rol te spelen. De eerste overweging is dat de Tibetaans boeddhistische visie stelt dat we moeten proberen het lichaam gedurende 1-3 dagen zoveel mogelijk met rust te laten. Dat is helaas strijdig met de procedures rond de orgaandonatie. Daar geldt dat er binnen 24 uur geopereerd zou moeten worden als orgaandonatie is toegestaan en iemand anders het orgaan kan gebruiken. De tweede overweging is dat in het boeddhisme we vanuit mededogen zoveel mogelijk moeten proberen anderen te helpen. Deze overwegingen zijn lastig met elkaar te rijmen. 

Er is een alternatief. Het alternatief is dat de overledene, wanneer deze al tijdens zijn of haar leven duidelijk gemaakt heeft gemotiveerd te zijn voor orgaandonatie, geholpen wordt om de verstoring die een operatie zal opleveren, op te vangen. Geliefden en familieleden kunnen daar een belangrijke rol bij spelen. Zij kunnen namelijk de overledene o.a. via de beoefening van tonglen eraan herinneren dat hij of zij toestemming heeft gegeven voor orgaandonatie vanuit mededogen voor anderen. Door deze beoefening te doen wordt de overledene bij de operatie geholpen om de ernstige verstoring te zien als consequentie van diens handeling van mededogen. Zie voor de tonglen beoefening in het boek van Sebo Ebbens, beoefening 9. Zie ook hieronder voor een andere verwijzing naar die beoefening, Onder deze voorwaarde kan er een balans ontstaan tussen de ernstige verstoring, het mededogen van de handeling en de eis dat het orgaan binnen 24 uur moet worden gedoneerd.

Een dergelijke situatie deed zich voor toen een klein kindje plotseling overleed en er sterke behoefte was aan een donor voor een specifiek lichaamsonderdeel. In overleg met een boeddhistische leraar hebben de ouders besloten orgaandonatie toe te staan. Er is voor het kindje uitgebreid tonglen beoefend opdat het alle betrokkenen, ook het kindje, helder werd dat de grote ingreep gebeurde uit mededogen voor andere mensen. Met die aanpak hadden de ouders vrede.

Na de orgaandonatie is het zonder meer mogelijk om na de 1-3 dagen tot 7 weken na het sterven alle beoefeningen te doen die horen bij de reis van de overledene door de bardos. Als de geest het lichaam heeft verlaten, valt het lichaam onmiddellijk uit elkaar. De geest echter gaat op zoek naar een wedergeboorte en kan alle hulp gebruiken. 

4. Bronnen, achtergrondinformatie